SNS Reaal « Terug naar discussie overzicht

Breaking News SNS

956 Posts, Pagina: « 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 ... 44 45 46 47 48 » | Laatste
voda
0
Moody's heroverweegt rating Vivat na Anbang-deal

AMSTERDAM (Dow Jones)--Moody's Investor Service heeft de kredietrating van het genationaliseerde verzekeringsbedrijf Vivat onder herziening genomen tot in ieder geval het derde kwartaal, wanneer duidelijk wordt of de overname door de Chinese sectorgenoot Anbang Group Holdings slaagt.

Een geslaagde overname door Anbang, met een kapitaalinjectie van EUR770 miljoen tot EUR1 miljard, zou de kredietrating van de verzekeraar met meerdere gradaties kunnen laten stijgen. Dit zou waarschijnlijk ook leiden tot een hervatting van de rentebetalingen op hybride effecten van SRLEV, een onderdeel van Vivat.

Als de deal met Anbang afketst, zal Vivat waarschijnlijk verder verzwakken bij gebrek aan steun van buitenaf, en kan de rating ook worden verlaagd. Moody's denkt dat de solvabiliteit van Vivat in het vierde kwartaal van vorig jaar verder is gedaald tot 136%, wat 36 procentpunt lager is dan een jaar eerder.

Volgens Moody's is het lang niet zeker of de overname slaagt, met name niet als het eigen vermogen van Vivat in de eerste helft van 2015 met meer dan 25% zou dalen. In dat geval mag Anbang zonder repercussie van de overname afzien. Afgezien van die mogelijkheid, moeten ook de Nederlandse en Chinese toezichthouders de overname nog goedkeuren.

Vivat is onderdeel van het genationaliseerde financiele concern SNS Reaal, waarvan de kredietwaardigheid verder niet wordt geraakt door de review, merkt Moody's op.

Door Archie van Riemsdijk; Dow Jones Nieuwsdienst, +31-20-5715200; archie.vanriemsdijk@wsj.com


voda
0
quote:

p1woord schreef op 18 februari 2015 09:21:

Voda je werd laatst nog onterecht aangevallen ,schande.
Wat denk je dit laatste wat je hebt geschreven nog invloed kan hebben op de rechtzaak van de veb.Het lijkt mij bijzonder belangrijk want we zijn gewoon op het verkeerde been gezet
Heel erg moeilijk om hier een antwoord op te geven. Sorry, de materie is te gecompliceerd.
gerrit 69
0


Dijsselbloem;

ABN-AMRO is zeker 15 miljard Euro waard.

www.telegraaf.nl/dft/nieuws_dft/23793...

Beste Dijsselbloem, waar blijven mijn gejatte aandelen SNS of liever geroofd.
[verwijderd]
0
Beurskoers

Voor de waardering van de beursgenoteerde effecten dienen deskundigen in het bijzonder acht te slaan op de beurskoers op, dan wel in de periode voorafgaande aan, het peiltijdstip
voda
0
Nog even geen couponbetaling achtergestelde obligatie Reaal

AMSTERDAM (Dow Jones)--Houders van achtergestelde obligaties van het levensverzekeringenbedrijf van SNS Reaal nv, SRLEV, moeten nog even wachten op hun eerstvolgende couponbetaling, meldt het genationaliseerde bedrijf donderdag.

De op 16 februari aangekondigde overname door de Chinese verzekeraar Anbang Group Holdings Co. Ltd. van Vivat Verzekeringen (Reaal nv), waar SRLEV deel van uitmaakt, heeft het verbod op couponbetalingen van achtergestelde obligaties opgeheven dat de Europese Commissie had opgelegd na de nationalisatie van SNS Reaal in februari 2013.

Ondanks de opheffing van het verbod, maakt SRLEV echter gebruik van haar recht om de rentebetaling van 15 april van dit jaar uit te stellen op de EUR400 miljoen aan achtergestelde obligaties, die in 2011 werden uitgegeven met een looptijd van dertig jaar.

De overname van Vivat door Anbang zal naar verwachting halverwege dit jaar worden afgerond. De overname kan nog afketsen, als er in de komende maanden onverwachte verliezen worden geleden door het verzekeringsbedrijf. De Chinese verzekeraar kan Vivat voor een zacht prijsje kopen van de Nederlandse Staat, omdat de solvabiliteit van het verzekeringsbedrijf veel te laag is voor de strengere toekomstige kapitaalregels. Dat betekent dat de Chinezen meteen al een forse kapitaalinjectie moeten doen, wat de verkoopprijs drukt.

Door Archie van Riemsdijk; Dow Jones Nieuwsdienst, +31-20-5715200 ; archie.vanriemsdijk@wsj.com

[verwijderd]
0
[verwijderd]
0
Hoge Raad stelt uitgangspunten voor schadeloosstelling in SNS-zaak bij
Den Haag , 20-3-2015

Pagina-inhoud
De Hoge Raad heeft vandaag de uitgangspunten voor schadeloosstelling in SNS-zaak bijgesteld. Zo moet de Ondernemingskamer zelf, onafhankelijk van het aanbod van de minister van Financiën, de schadeloosstelling voor de onteigening van SNS-bank bepalen. Eerder bepaalde de Ondernemingskamer dat de schadeloosstelling hoger moet zijn dan het aanbod van de minister van € 0,-- per onteigend effect of vermogensbestanddeel. Dat uitgangspunt moet worden losgelaten. In zijn uitspraak formuleerde de Hoge Raad meer nieuwe uitgangspunten voor de schadeloosstelling.

Als gevolg van de kredietcrisis van 2008 zijn problemen bij de SNS Bank ontstaan. Deze hebben ertoe geleid dat de Staat begin 2013 is overgegaan tot onteigening van de aandelen en achtergestelde obligaties bij die bank en haar moedermaatschappij SNS Reaal. Het onteigeningsbesluit is getoetst door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State en grotendeels in stand gebleven.

De minister van Financiën heeft de aandeelhouders en achtergestelde schuldeisers een schadeloosstelling van € 0,-- per onteigend effect of vermogensbestanddeel aangeboden. Het argument daarvoor was dat moet worden uitgegaan van een faillissementsscenario waarin niet eens voldoende saldo zou resteren om de gewone (concurrente) schuldeisers een uitkering te doen. Dit aanbod heeft geleid tot een procedure over de hoogte van de schadeloosstelling voor de Ondernemingskamer, die in juli 2013 een tussenuitspraak heeft gedaan. In die uitspraak zijn deskundigen benoemd, maar de Ondernemingskamer heeft ook zelf uitgangspunten voor de waardebepaling gegeven. De Hoge Raad heeft zich vandaag over die uitgangspunten uitgesproken.

Een van de uitgangspunten was dat de schadeloosstelling hoger moet zijn dan het aanbod van € 0,--, omdat de minister dat aanbod onvoldoende heeft toegelicht. Volgens de Hoge Raad moet de Ondernemingskamer zelf, dus los van het aanbod, de schadeloosstelling vaststellen, en daarvoor is niet van belang hoe de Minister zijn aanbod heeft toegelicht. Dat betekent dat de schadeloosstelling alsnog op € 0,-- zou kunnen uitkomen.

Daarnaast beoordeelt de Hoge Raad een groot aantal andere door de Ondernemingskamer gegeven uitgangspunten voor de schadeloosstelling, onder meer over de betekenis van de beurskoers voor de waardebepaling en de vraag of rekening mag worden gehouden met het optreden van de Nederlandse Bank voorafgaand aan de onteigening. Op diverse punten worden nieuwe uitgangspunten geformuleerd.

Het gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad is dat de schadeloosstellingsprocedure, die bij de Ondernemingskamer wordt voortgezet, op diverse punten moet worden bijgesteld.

Uitspraken: ECLI:NL:HR:2015:661.
[verwijderd]
0
quote:

franske 53 schreef op 20 maart 2015 12:12:

hoe laat weten we iets of we nog wat terug krijgen !

"Hoe laat" is wel erg optimistisch. De HR vindt dat de Ondernemingskamer niet van te voren mag zeggen dat het in ieder geval meer dan €0,00 is. Zoals ik het begrijp (maar wie meer kaas van juristerij heeft gegeten mag me verbeteren) is dat op formeel juridische gronden waarbij het een onder bestuursrecht valt en het ander onder civiel recht. De Ondernemingskamer moet "van voren af aan" beginnen en ook de mogelijkheid openhouden dat €0,00 een heel redelijk bod was...
DeZwarteRidder
0
quote:

gerrit 69 schreef op 20 maart 2015 12:30:


Wat betekent dat in gewoon Nederlands..?
Misschien krijg je nog een paar centen.....
DeZwarteRidder
0
.3.4

Schadeloosstelling; maatstaf en uitgangspunten

De rechthebbende heeft ingevolge art. 6:8 Wft recht op volledige vergoeding van de werkelijke waarde van het onteigende. Bij de waardebepaling dient, overeenkomstig art. 6:9 Wft, te worden uitgegaan

- van het te verwachten toekomstperspectief van SNS Reaal respectievelijk SNS Bank op 1 februari 2013, onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening (zijnde het peiltijdstip), in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, in welk perspectief verdisconteerd zijn de ernst van de problemen waarin SNS Reaal en SNS Bank op het peiltijdstip verkeerden en voorts alle verdere feiten en omstandigheden die zich op dat tijdstip voordeden en die voor de veronderstelde koop van belang waren of konden zijn, en

- van de prijs die de meest biedende gegadigde, gegeven dat toekomstperspectief, op het tijdstip van onteigening zou betalen bij een veronderstelde vrije verkoop van de onderscheiden effecten respectievelijk vermogensbestanddelen in het economische verkeer tussen redelijk handelende partijen op de daarvoor meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding. (rov. 6.6 en 6.9)

Dit uitgangspunt brengt onder meer het volgende mee.

De onteigening moet geheel worden weggedacht en niet alleen ten aanzien van het – telkens – te waarderen effect of vermogensbestanddeel, maar ook ten aanzien van de betrokken categorie. Wel kan, gelet op de wettekst van art. 6:9 lid 1 Wft, gewaardeerd worden op basis van afzonderlijke veronderstelde kooptransacties en niet, althans niet noodzakelijkerwijs, op basis van een koop van al het onteigende ineens. (rov. 6.8, vierde en vijfde gedachtestreepje)

Tot de feiten en omstandigheden die zich op het peiltijdstip voordeden, behoren onder meer de waarde van activa en passiva per dat tijdstip, zoals deze indien nodig door deskundigen nader wordt vastgesteld, alsmede het optreden van DNB in het kader van haar toezichthoudende taak zoals zich dat heeft voorgedaan tot aan het peiltijdstip (rov. 6.9). Zo dient ook het SREP-besluit – hoewel vertrouwelijk – als bij de koop bekend te worden verondersteld (rov. 6.8, twaalfde gedachtestreepje). Bij het optreden van DNB passen de volgende opmerkingen. Ten eerste is denkbaar dat de bevindingen van de te benoemen deskundigen aanwijzingen opleveren dat de benadering van DNB tot aan het peiltijdstip anders zou zijn geweest indien zij – overeenkomstig de voorgeschreven fictie – ervan had moeten uitgaan dat geen onteigening zou plaatsvinden.
De ondernemingskamer gaat er vooralsnog van uit dat DNB niet anders zou zijn opgetreden dan zij heeft gedaan.
Ten tweede moet het feit dat het optreden van DNB in het toekomstperspectief moet worden verdisconteerd, enigszins worden gerelativeerd nu een belangrijk deel van de vertrouwelijke informatie in feite reeds bekend was geworden en dus hoe dan ook bij de veronderstelde koop bekend moeten worden geacht. (rov. 6.10-6.12, rov. 6.19)

Tot de in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden behoren niet de gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich na het peiltijdstip hebben voorgedaan (rov. 6.8, tiende gedachtestreepje, en rov. 6.9).

Bij de waardebepaling dient geabstraheerd te worden van het concrete voornemen tot en de voorbereidingen voor de onteigening zelf. Derhalve kunnen het overleg en de correspondentie tussen de Minister en DNB en de rapporten van hun adviseurs, voor zover verband houdend met
het concrete voornemen tot onteigening en de voorbereidingen daartoe, geen rol spelen (rov. 6.8, dertiende gedachtestreepje en rov. 6.9). Voorts dient geabstraheerd te worden van de omstandigheid dat de Minister als gegadigde tot op zekere hoogte in een dwangpositie verkeerde, omdat SNS Bank als systeemrelevante instelling moet worden beschouwd (en too big to fail was). Een gevonden waarde van het onteigende dient te worden gecorrigeerd, indien en voor zover deze waarde mede hierdoor wordt bepaald. (rov. 6.8, zevende gedachtestreepje, en rov. 6.9)

De wetgever heeft niet ervoor gekozen om enige vaste koppeling tussen beurskoers en schadeloosstelling in de wet op te nemen. Dat betekent echter niet dat de redelijk handelende koper in de zin van art. 6:9 lid 1 Wft zich daarom niet op de beurskoers van de effecten zal baseren of dat de beurskoers bij het bepalen van de schadeloosstelling niet mede als uitgangspunt mag worden genomen. Niet valt dan ook in te zien waarom het in deze zaak niet passend zou zijn om – naast andere invalshoeken – voor de waardering van de beursgenoteerde effecten in het bijzonder acht te slaan op de beurskoers. (rov. 6.14-6.15)

De koop door de Staat in 2008 van Core Tier 1 capital securities voor € 750 miljoen (waarvan nog € 565 miljoen resteert) moet worden aangemerkt als van overheidswege verleende financiële steun in de zin van art. 6:9 lid 2 Wft. De waarde die deze steun vertegenwoordigt moet ingevolge die bepaling in de prijs die bij veronderstelde koop tot stand zou zijn gekomen, worden ‘verdisconteerd’. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat de staatssteun op zakelijke voorwaarden is verleend en dat tegenover het voordeel van het verkrijgen van de steun de verplichting van SNS Reaal staat tot terugbetaling van die steun, vermeerderd met de overeengekomen boeterente, zodat verdiscontering een neutraal effect heeft op de waardering van het onteigende. Het is niet de bedoeling dat naast deze “neutrale” verdiscontering het nog niet terugbetaalde deel van de staatssteun ook nog op enigerlei wijze op de waarde van het onteigende in mindering zou moeten worden gebracht. De te benoemen deskundigen dienen te onderzoeken of en in welke mate deze staatssteun per saldo toch een waardeverhogend effect had op de onteigende effecten en vermogensbestanddelen. (rov. 6.28-6.32)
3.3.5
DeZwarteRidder
0

Achterstellingen

Met het oordeel van de Afdeling dat de SNS Participatie Certificaten 3 achtergestelde obligatieleningen met onbepaalde looptijd zijn, is slechts geoordeeld dat de Minister die achterstelling in redelijkheid in zijn besluitvorming tot uitgangpunt heeft kunnen nemen en tot onteigening van die certificaten heeft kunnen overgaan. De ondernemingskamer dient de vraag of de bewuste vorderingen achtergesteld zijn, in het kader van de schadeloosstelling zelfstandig te beoordelen. Dat geldt ook voor de overige oordelen van de Afdeling over civielrechtelijke verhoudingen, zoals het oordeel over de 403-verklaring. In deze zin hebben deze oordelen een voorlopig karakter. (rov. 5.11)

Het uiteindelijke oordeel over de vraag of de SNS Participatie Certificaten 3 en de Stichting Beheer SNS Reaal Core Tier 1 securities zijn achtergesteld, is aan de gewone burgerlijke rechter (rov. 6.38, 6.45).

Het is niet noodzakelijk dat thans in het kader van de bepaling van de schadeloosstellingen een (voorlopig) oordeel over de SNS Participatie Certificaten 3 wordt geveld. Het effect van het antwoord op de vraag of de certificaten achtergesteld zijn of niet, is praktisch gesproken voor de vaststelling van de schadeloosstelling van de overige onteigende effecten van geen betekenis. Het antwoord op de vraag of de certificaten daadwerkelijk zijn achtergesteld, kan uiteraard wel van belang zijn voor de vaststelling van de schadeloosstelling voor de SNS Participatie Certificaten 3 zelf. Indien zij niet zijn achtergesteld, bedraagt de schade de nominale waarde verhoogd met rente. De deskundigen zal worden opgedragen de certificaten te waarderen alsof zij achtergesteld zijn. Het ligt in de rede dat in de eindbeschikking tot uitgangspunt zal worden genomen dat de certificaten niet achtergesteld zijn, tenzij de Minister aantoont dat de achterstelling wel deel uitmaakte van de aangegane rechtsverhouding. Gelet op de betwisting van de overhandiging van het prospectus en de destijds uitgegeven brochure en van het afdoende voorlichten van betrokkenen, kan niet op voorhand ervan worden uitgegaan dat de achterstelling deel uitmaakte van de rechtsverhouding. (rov. 6.38-6.41)

Ten aanzien van de securities is met het oog op het vaststellen van de schadeloosstelling het voorlopige oordeel dat de op bedoelde securities toepasselijke Terms and Conditions een duidelijke achterstelling inhouden (rov. 6.43-6.47).
3.3.6
DeZwarteRidder
0

Achterstellingen en 403-verklaring

Ook hier geldt dat het antwoord op de vraag of crediteuren achtergesteld zijn en, zo ja, ten opzichte van wie, in het concrete geval slechts kan worden beoordeeld door de gewone rechter dan wel de faillissementsrechter, en dat de beoordeling op dit punt in zoverre een voorlopige is en uitsluitend de vaststelling van de schadeloosstelling dient (rov. 6.54). Ten aanzien van de beoordeling of en in hoeverre de achterstelling van door SNS Bank uitgegeven obligaties en certificaten en van aan haar verstrekte leningen, doorwerkt in de vorderingen uit hoofde van de 403-verklaring, spelen steeds twee rechtshandelingen een rol: de 403-verklaring zelf en de overeenkomst waarbij de desbetreffende achterstelling is bedongen (rov. 6.59). Bij de uitleg van de 403-verklaring dienen in beginsel objectieve maatstaven centraal te staan (rov. 6.60).
Met de 403-verklaring zelf heeft SNS Reaal slechts kenbaar gemaakt dat zij aansprakelijkheid aanvaardt met het oog op de werking van art. 2:403 lid 1 BW. Voor het antwoord op de vraag of de achtergestelde crediteuren van SNS Bank ook achtergesteld zijn – en ten opzichte van wie – indien zij zich bij SNS Reaal aanmelden, zijn de overeenkomsten waarin de achterstelling is bedongen bepalend nu de 403-verklaring daaraan niets toevoegt. (rov. 6.61) Bij de uitleg van de relevante bepalingen dienen wederom in beginsel objectieve maatstaven centraal te staan (rov. 6.66). Uit de (bewoordingen van de) betrokken bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de onderscheiden overeenkomsten, blijkt niet dat SNS Bank de achterstelling van de door haar uitgegeven obligaties en certificaten heeft willen beperken tot vorderingen op haarzelf voor het geval dat naast zijzelf als eigenlijke debiteur, een andere debiteur zou blijken te bestaan, zoals SNS Reaal uit hoofde van de 403-verklaring (rov. 6.69). Hetzelfde geldt ten aanzien van de achterstellingen opgenomen in de overeenkomsten tot het aangaan van de Poseidon lening 1999-2019 en de Ohra Stichting lening
1999-2024 (rov. 6.71). Samengevat betekent dit dat de achterstellingen niet alleen gelden ten opzichte van de concurrente crediteuren van SNS Bank bij de aanspraken van de desbetreffende crediteuren jegens SNS Bank, maar ook ten opzichte van de concurrente crediteuren van zowel SNS Bank als SNS Reaal, bij de aanspraken van die crediteuren uit hoofde van de 403-verklaring (rov. 6.72).
DeZwarteRidder
0
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de art. 6:10 en 6:11 Wft kan worden afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat de ondernemingskamer zelfstandig de schadeloosstelling vaststelt (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 059, nr. 3, p. 75-76). Met art. 6:10 lid 1 Wft is gewaarborgd dat de schadeloosstelling in alle gevallen door de rechter wordt bepaald, ongeacht of de onteigende partij in de procedure verschijnt (Kamerstukken II, t.a.p.). Het aanbod van de Minister dient in de procedure tot vaststelling van de schadeloosstelling tot uitgangspunt, in die zin dat de onteigenden op basis van het aanbod hun positie kunnen bepalen zonder dat de ondernemingskamer zich eerst een (voorlopig) oordeel behoeft te vormen over wat een passende schadeloosstelling zou kunnen zijn:

“Bij de vaststelling van de schadeloosstelling mag de ondernemingskamer uitgaan van het door de minister gedane aanbod (artikel 6:11, tweede lid). Zij behoeft zich niet eerst zelf een (voorlopig) oordeel te vormen over wat een passende schadeloosstelling zou kunnen zijn. Het feit dat de ondernemingskamer van het aanbod van de minister mag uitgaan, heeft tevens als voordeel dat onteigenden niet eerst het oordeel van de ondernemingskamer behoeven af te wachten, maar in beginsel meteen nadat het verzoekschrift tot vaststelling van de schadeloosstelling is ingediend, hun positie kunnen bepalen. Als zij het aanbod van de minister te laag vinden, kunnen zij zich bij verweerschrift tot de ondernemingskamer wenden met het verzoek om een hogere schadeloosstelling vast te stellen.

De ondernemingskamer kan een hogere schadeloosstelling vaststellen, als zij aannemelijk acht dat de door de minister aangeboden schadeloosstelling geen volledige vergoeding vormt voor de ten gevolge van de onteigening geleden schade. Dit betekent dat onteigenden niet noodzakelijk ieder voor zich behoeven aan te tonen dat de aangeboden schadeloosstelling hun schade niet volledig dekt. De ondernemingskamer kan zich bij de vaststelling van de schadeloosstelling ook baseren op feiten en omstandigheden die door andere onteigenden zijn aangedragen of op een door haar zelf bevolen deskundigenrapport (artikel 194 Rv). De vrijheid die de ondernemingskamer heeft in de bewijsmiddelen die zij aan de vaststelling van de schadeloosstelling ten grondslag legt, betekent overigens niet dat zij ook in andere opzichten vrij is in het toekennen van schadeloosstellingen. De schadeloosstellingen dienen binnen de grenzen van de artikelen 6:8 en 6:9 te blijven.” (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 059, nr. 3, p. 76)

Uit deze passage volgt dat het aanbod weliswaar (om proceseconomische redenen) tot uitgangspunt mag dienen, maar dat de ondernemingskamer – ongeacht of verweer is gevoerd en binnen de grenzen van art. 6:8 en 6:9 Wft – de hoogte van de schadeloosstelling zelfstandig vaststelt, en dat zij zich daarbij kan baseren op alle in de procedure gebleken feiten en omstandigheden of op een door haar zelf bevolen deskundigenbericht. Hierbij verdient opmerking dat de keuze van de wetgever voor de ondernemingskamer is ingegeven door de expertise die deze kamer heeft in procedures waarin waarderingsaspecten spelen, terwijl zij ook beschikt over waarderingsdeskundigen onder haar raden. (Kamerstukken II t.a.p. en Kamerstukken I, 2011-2012, 33 059, C, p. 3).

Gelet op het voorgaande kan niet de eis worden gesteld dat de Minister in de procedure voor de ondernemingskamer het aanbod (voldoende) toelicht, en mag de ondernemingskamer het aanbod niet als ongenoegzaam aanmerken op de grond dat het onvoldoende is toegelicht.
DeZwarteRidder
0
Relevantie beurskoers
4.18

Onderdeel 3 in het principale beroep heeft in de eerste plaats (onder 3.6-3.10) betrekking op de vraag wat de relevantie is van de beurskoers bij het bepalen van de werkelijke waarde (in de zin van art. 6:9 lid 1 Wft) van onteigende effecten die beursgenoteerd waren. Het klaagt onder meer dat de ondernemingskamer in de rov. 6.14, 6.15 en 6.75 heeft miskend dat bij de waardebepaling juist geen acht mag worden geslagen op de beurskoers, althans dat de beurskoers (hooguit) slechts een van de omstandigheden is waarop mede acht moet worden geslagen en in ieder geval geen omstandigheid is waarop in het bijzonder acht moet worden geslagen.
4.19.1

De oordelen in de rov. 6.14 en 6.15 houden in dat de keuze van de wetgever om af te zien van het opnemen van een vaste koppeling tussen beurskoers en schadeloosstelling niet betekent dat de beurskoers bij het bepalen van de schadeloosstelling niet mede als uitgangspunt mag worden genomen, en dat niet valt in te zien waarom het in deze zaak niet passend zou zijn om in het bijzonder acht te slaan op de beurskoers. In het licht van het oordeel in rov. 6.75 dat de deskundigen voor de waardering van de beursgenoteerde effecten in het bijzonder acht dienen te slaan op de beurskoers, dient ervan te worden uitgegaan dat de ondernemingskamer niet slechts een voorlopige beslissing omtrent de relevantie van de beurskoers heeft gegeven, maar een beslissing die bindend is voor de deskundigen bij de waardebepaling van de beursgenoteerde effecten en derhalve bepalend is voor de schadeloosstelling.
4.19.2

De klacht slaagt. De werkelijke waarde van het onteigende dient te worden bepaald aan de hand van het toekomstperspectief van de financiële onderneming in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, welk toekomstperspectief vervolgens uitgangspunt is bij de vaststelling van de prijs die redelijk handelende partijen als bedoeld in art. 6:9 lid 1 Wft voor de onteigende vermogensbestanddelen en effecten zouden zijn overeengekomen. Bij dit toekomstperspectief gaat het om de werkelijke financiële positie van de onderneming, waartoe alle relevante feiten en omstandigheden op het peiltijdstip in aanmerking dienen te worden genomen, ook die welke niet algemeen bekend waren. In de door de wetgever gekozen opzet is de waarde van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen in belangrijke mate afhankelijk van die werkelijke financiële positie van de onderneming op het peiltijdstip. Met deze geobjectiveerde waardebepaling is niet verenigbaar dat bij de waardebepaling van de beursgenoteerde effecten de beurskoers tot uitgangspunt wordt genomen of dat daarop in het bijzonder acht wordt geslagen. Zoals tot uitdrukking is gebracht in de hiervoor in 4.11.2 geciteerde passage uit de wetsgeschiedenis, behoeven niet alle relevante feiten en omstandigheden op het peiltijdstip bekend te zijn geweest bij beleggers en kan de beurskoers mede zijn beïnvloed door speculatieve elementen. De strekking van de art. 6:8 en 6:9 Wft is om op objectieve en transparante wijze de werkelijke waarde van het onteigende te bepalen. De wettekst noch de wetsgeschiedenis verzet zich ertegen dat de beurskoers mede in aanmerking wordt genomen, maar daarbij dient om genoemde redenen de nodige terughoudendheid te worden betracht.

De overige, op de betekenis van de beurskoers gerichte klachten van het onderdeel behoeven geen behandeling.
956 Posts, Pagina: « 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 ... 44 45 46 47 48 » | Laatste
Aantal posts per pagina:  20 50 100 | Omhoog ↑

Meedoen aan de discussie?

Word nu gratis lid of log in met uw e-mailadres en wachtwoord.

Direct naar Forum

Markt vandaag

 AEX
918,72  -5,89  -0,64%  14 jun
 Germany40^ 18.004,30 -1,43%
 BEL 20 3.833,37 -0,92%
 EURO50 4.840,53 0,00%
 US30^ 38.584,80 0,00%
 Nasd100^ 19.665,00 0,00%
 US500^ 5.432,55 0,00%
 Japan225^ 38.512,90 0,00%
 Gold spot 2.332,68 0,00%
 EUR/USD 1,0706 -0,31%
 WTI 78,03 0,00%
#/^ Index indications calculated real time, zie disclaimer

Stijgers

UNILEVER PLC +0,76%
KPN +0,75%
DSM FIRMENICH AG +0,73%
NSI +0,72%
Vastned +0,65%

Dalers

EBUSCO HOLDING -6,53%
Avantium -4,28%
SIGNIFY NV -3,78%
ALLFUNDS GROUP -3,55%
BESI -3,52%

EU stocks, real time, by Cboe Europe Ltd.; Other, Euronext & US stocks by NYSE & Cboe BZX Exchange, 15 min. delayed
#/^ Index indications calculated real time, zie disclaimer, streaming powered by: Infront