Evenzo profiteren in een ketenbenadering alle landen van de EU en daarbuiten van de energie-intensieve Nederlandse (petro)chemie (Shell, DSM, Akzo-Nobel, Dow Chemical), de wereldhavens (Rotterdam, Schiphol), de land- en tuinbouw (groente, fruit, bloemen, melk, vlees), de datacenters (Google, Microsoft) en de hightechindustrie (Philips, ASML, VDL, DAF). Het vlakke, dichtbevolkte Nederland heeft geen waterkracht en weinig ruimte, maar kan voor duurzame energie profiteren van de dunbevolkte Scandinavische landen, die veel minder energie-intensieve bedrijvigheid hebben en wel veel ruimte en waterkracht. Elk land heeft kortom specifieke en elkaar aanvullende competenties en kenmerken als het om energieverbruik en -productie gaat. Dat maakt een simpele vergelijking tussen verschillende landen onzinnig, en de conclusie dat Zweden de meeste en Nederland de minste duurzame energie in de EU heeft een politiek artefact. Dat is lokaal hokjesdenken, geen integraal ketendenken.