Diegene welke heide ontginningen bestuderen wil, is het raadzaam om een pelgrimstogt naar die dorpen te maken en zijn voordeel te doen met hetgene hij daar opmerkt! Men kan daar na gaan wat erfpacht bij ontginningen vermag uit te maken, en wat de vereeniging van alle krachten in het loopend kapitaal, vooral ook door het aankoopen van meststoffen, ten gevolge heeft. Met verandering van hetgene verandering behoeft kan men dit toepassen op de groote ontginningen van heidevelden tot bouwland, die er ten onzent plaats hebben en bepeinzen of bij dezen niet eenen zeer gunstig werkenden invloed van dit stelsel te verwachten zoude zijn. De ontginning van vele onzer heidevelden door houtteelt is zeker niet zoo ver gevorderd als men zoude mogen verwachten van den ijver en de kosten, die daaraan besteed zijn. Wij kunnen ons echter beroemen op verschillende plekken, die, ten dien aanzien, als ware modelontginningen te beschouwen zijn. Was hun voorbeeld, om een plaats te noemen, in Drenthe nagevolgd, hoe geheel anders zou het er daar thans niet met de ontginningen gesteld zijn. In het zuiden van het Zutphensche liggen de goederen, die tot 's Heerenberg behooren en welke, voor een vierde eeuw, door verdeeling van in gemeenschap bezeten gronden, een zeer groote hoeveelheid woeste en kale heide in eigendom verkregen hebben. In korten tijd, een tiental jaren, zijn hier meer dan duizend bunders in bosch veranderd. Terstond is men begonnen om de Schapen te doen afschaffen, eene conditio sine qua non van alle ontginning der houtcultuur, en, geloof mij, geen der boeren, die de schapen hebben afgeschaft, heeft daarbij nadeel geleden. Daarop is alles wat daar slechts geschiktheid toe bezat, dat is verreweg het meeste, met dennen digtgezaaid en digtgeplant, nadat men voor een behoorlijk afwateren van de gronden had gezorgd. De algemeene afwatering en de wegen waren, door het verkoopen van een klein gedeelte der gronden, toen zij nog in gemeenschappelijk bezit waren, in den besten toestand gebragt geworden. Toen alle die dennen aan het groeijen waren,,is men, bij eenen zevenjarigen ouderdom der bosschen, beginnen te dunnen en gaat daarmede aanhoudend voort. Degenen, die goed beloven door te groeijen, laat men opschieten tot timmerhout, nimmer verzuimende om die door een aanhouden....