In Nederland voldoen tot nu toe slechts 18 van 60 beursgenoteerde bedrijven aan de Oeso-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat wil niet zeggen dat de overige 42 bedrijven niet duurzaam zijn. Veel bedrijven zien er eenvoudigweg het nut niet van in om officieel aan de Oeso-richtlijnen te voldoen.
Dat blijkt uit een onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). De VBDO kreeg tijdens interviews van veel bedrijven te horen dat ze al aan zo veel richtlijnen moeten voldoen: van de Verenigde Naties, de werknemersorganisatie ILO en Human Rights. Waarom dan ook nog dit stempel van goedkeuring halen? Aandeelhouders vragen er bovendien niet om.
Nut en noodzaak
De VBDO denkt daar duidelijk anders over, net als de Nederlandse overheid die zich ten doel heeft gesteld dat minimaal 90% van de AEX-bedrijven de richtlijnen van de Oeso moet volgen.
De reden daarvoor is simpel. De Nederlandse overheid wil graag dat Nederlandse bedrijven zich ook intrnationaal verantwoordelijk opstelt. Bovendien zorgen de richtlijnen voor bevordering van transparantie voor stakeholders, zoals aandeelhouders, klanten en leveranciers.
De VBDO probeert nu samen met het ministerie van buitenlandse zaken bedrijven te overtuigen werkt te maken van de OESO-richtlijnen. De campagne werpt volgens de VBDO al de eerste vruchten af. Zo hebben inmiddels 9 bedrijven aangegeven bij de volgende jaarverslaggeving wel aan de richtlijnen te willen voldoen. Nog eens 15 bedrijven denken er over na. Daarmee zou al 70% van de bedrijven aan de richtlijnen voldoen.
Brave bedrijven
De bedrijven die tot nu toe aan de richtlijnen voldoen zijn: Aalberts Industries, Aegon, Air France-KLM, Airbus Group, Akzo Nobel, ASML, Ballast Nedam, BAM Groep, DSM, KPN, Rabobank, SBM Offshore, Shell, TMG, Unilever, Vopak, Wessanen en Wolters Kluwer.