Het gaat maar door, er lijkt geen einde aan te komen. Kunnen jullie niet eens een keer ophouden met dat kinderachtige gedoe ??
Pesten is van alle tijden. Schelden, schoppen, slaan, net doen alsof iemand niet bestaat, iemand uitlachen, roddelen. Kinderen doen het, maar volwassenen zijn er net zo goed in. In de puberteit is het belangrijk je aan te passen aan de groep; tegelijkertijd wil je je persoonlijkheid benadrukken. Plagen en pesten is een manier om je positie in de groep te bepalen. Tegenwoordig is het niet zoveel anders, behalve dat het medium Internet nieuwe vormen van pesten en kattenkwaad heeft voortgebracht. En doordat meer kinderen de afgelopen jaren fanatieker zijn gaan Internetten, springt ‘het nieuwe pesten’ meer in het oog. Veel scholen weten zich er geen raad mee.
Wat is pesten?
Psycholoog en pestdeskundige Bob van der Meer definieert pesten op school als volgt uit: “Het op systematische wijze toepassen van lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld door een of meer leerlingen ten opzichte van meestal een klasgenoot die niet (meer) in staat is zichzelf te verdedigen. “
Bij plagen is er sprake van incidenten en van een gelijke machtsverhouding; is er geen winnaar of verliezer; mag het slachtoffer zichzelf verdedigen en loopt het geen (blijvende) lichamelijke en/of geestelijke schade op. Bij pesten daarentegen is sprake van een zekere systematiek en van een ongelijke machtsverhouding; is de pester de ‘winnaar’ en het slachtoffer de verliezer; mag het slachtoffer niet (meer) voor zichzelf opkomen.
Wat is digitaal pesten?
Pesten via Internet en de mobiele telefoon (sms) is een nieuwe verschijningsvorm. Waar kan dat concreet toe leiden?
- Excessen – tieners sturen elkaar anonieme dreigmailtjes, zetten pikante foto’s van elkaar online met vervelende teksten en stelen elkaars wachtwoorden.
- Schelden via MSN – kinderen gedragen zich online ongeremder en vrijer. Via MSN durven ze tegenover vrienden openhartiger over hun problemen te zijn dan live, wat een geweldige winst is. Maar ze zeggen ook minder leuke dingen. Sneller en vaak ook op een ruwere manier. Het gemak en de anonimiteit van Internet hebben de grenzen van het pestgedrag verlegd.
- Ongein – leerlingen sturen elkaar virussen en laten elkaar schrikken met enge filmpjes. Er zijn tal van voorbeelden te verzinnen waardoor het lachen, gieren, brullen wordt voor de verzender. De daders vinden het meestal grappig, maar de ontvangers meestal niet.
Onderzoek over online pesten
In februari 2005 werd in opdracht van Planet Internet voor het eerst onderzoek gedaan naar het verschijnsel Internet-pesten. Daaruit bleek dat een derde van de tieners liever online pest dan live. Een 11-jarige respondent: "Ik durf meer met MSN, je bent niet bij hem en hij kan je niet in elkaar slaan." Bijna een vijfde van de jongeren vindt online pesten grappig "omdat niemand weet dat jij het doet".
Veel digitale pesterijen worden, zo blijkt verder, als een grapje gezien. Iemand uitschelden per e-mail of MSN bijvoorbeeld, wordt door 12 %van de pesters amusant gevonden, terwijl dat bij schelden in het echte leven maar voor 7 % geldt. De slachtoffers denken er anders over. Van hen ervaart 82 % iemand digitaal uitschelden als gemeen en kwetsend en 86% vindt het opzettelijk versturen van een virus beslist geen gebbetje. Veel jongeren tussen 11 en 15 jaar vinden pesten via Internet, al met al, grappig - tenzij het ze zelf overkomt.
Je online inleven in anderen is lastig
Er staat op dit moment niet een verloren generatie op, een generatie die zich categorisch online zou misdragen ten koste van een ander. Wél verkennen tieners hun grenzen. Ze halen kattenkwaad uit en lichten elkaar beentje, ditmaal echter met eigentijdse middelen en deze keer zonder één belangrijk aspect: de fysieke interactie met de ander.
Scheld je iemand uit op het schoolplein, dan loop je kans op klappen. Dus beweeg je je voorzichtiger. Eén fout geintje kan iemand bijna in huilen doen uitbarsten, en dus beheers je jezelf. Vaak staan er ook nog andere mensen omheen, die je corrigeren of die je beletten een streek uit te halen.
In de live omgang met anderen leren pubers om zich in te leven in anderen. Maar online is empathie een stuk lastiger. Je stuurt ‘voor de grap’ een virus, je doet lomp in een mail: je ziet geen reactie van de ontvanger die jou op de gedachte brengt dat het misschien helemaal niet zo leuk was als je dacht.
Nog heel wat te leren
Dat tieners niet door hebben dat ze grapjes maken die verkeerd overkomen, laat zien dat ze het nodige moeten leren:
- ze moeten van iemand horen dat een online geintje niet als geintje hoeft over te komen;
- ze moeten zich bewust worden van een oude, belangrijke sociale norm: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet;
- ze moeten zich leren beheersen, simpelweg tot 10 tellen als iets of iemand op Internet hen irriteert.
Het zijn simpele levenswijsheden die zowel offline als online gelden.
Online grenzen stellen
Sommige scholen hebben nog moeite om te begrijpen wat van hen verwacht wordt als het gaat om sturing van Internet-gedrag. Heel gek is dat niet: volwassenen moeten het stellen zonder referentiekader uit hun eigen jeugd: toen zij opgroeiden, was er geen Internet. Ze verbazen zich met regelmaat over de snelheid van ontwikkelingen die door de generatie die nu opgroeit, zo eenvoudig worden opgepikt. Welke antwoorden moet je daarop formuleren?
Er zijn scholen die vinden dat oplossingen voor pestgedrag op Internet van ouders moeten komen. Immers, doorgaans begint pesten achter het beeldscherm thuis. Zijn ouders daarom de verantwoordelijken? Nee. Digitale plagerijen buiten schooltijd kunnen de lessen zodanig beïnvloeden, dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt. Om kinderen te helpen, is samenwerking tussen ouders en leerkrachten geboden.
Helaas wordt er op dit moment door leerlingen nauwelijks met ouders en leraren over digitaal kattenkwaad gesproken. Bijna driekwart van de tieners zegt dat online pesten niet een onderwerp is dat ze thuis of op school aankaarten. Ze bespreken het wel met hun vrienden, aldus het onderzoek van Planet Internet. Daardoor wordt er ook minder vaak ingegrepen dan nodig is. Waar in het echte leven door 86% van de leerkrachten actie wordt ondernomen bij pestgedrag, ligt dat percentage bij online pesten de helft lager, op 43%.