het gaat over oppervlaktewater. Het niet voldoen aan de KRW.
Kaderrichtlijn Water (KRW)
Er was in Nederland vanaf de jaren tachtig al een flinke daling van de watervervuiling bereikt door bijvoorbeeld meer en betere waterzuiveringsinstallaties en een actief mestbeleid. En ook namen de industriële lozingen met zware metalen en pcb’s af. Maar om die ‘goede toestand’ te bereiken, moest er een tandje bij. Ironisch genoeg trad snel na de invoering van de KRW stagnatie op. “Op sommige plaatsen zien we zelfs verslechtering van de waterkwaliteit”, zegt Piet Groenendijk, onderzoeker bij Wageningen Environmental Research, gespecialiseerd in de relatie landbouw en waterkwaliteit. De emissies van nitraat en fosfaat uit de landbouw begonnen op sommige plaatsen weer toe te nemen en er kwamen veel nieuwe industriële stoffen in het vizier die eerder nog niet te meten waren.
“Nederland heeft er heel lang over gedaan om de systematiek voor de KRW op te tuigen en de monitoring uit te breiden. We hebben het nu veel over PFAS. Die groep stoffen kunnen we pas sinds een paar jaar meten, maar ze worden al veel langer geloosd”, aldus Groenendijk. “Nederland is al het afvoerputje van West-Europa: via beken en rivieren stroomt vervuild water uit het buitenland het land binnen”, vertelt Peter Schipper. Hij werkt bij Wageningen Environmental Research aan modellen voor waterkwaliteit, nutriëntenuitspoeling en gewasbeschermingsmiddelen. “Met onze landbouw, industrie, vervoer en hoge bevolkingsdichtheid voegen we natuurlijk nog verontreinigingen toe. Dat is intensiever geworden in een periode dat niemand zich meer om ruimtelijke ordening bekommerde. Alles mocht overal; daarom lopen we tegen de grenzen aan van het water- en bodemsysteem.”
De Kaderrichtlijn Water is een complexe Europese richtlijn. Het doel is dat de wateren in alle lidstaten zich in een ‘goede ecologische en chemische toestand’ bevinden. In Nederland gaat het om meer dan zevenhonderd aangewezen ‘waterlichamen’, variërend van een beekje van twee tot een rivier van tweehonderd kilometer. De ecologische toestand wordt beoordeeld op basis van de kwaliteit van het waterleven, van piepkleine organismen tot bijvoorbeeld zalmen. De chemische toestand bepalen, gebeurt op grond van de concentraties van veertig ‘prioritaire stoffen’, zoals benzeen en bestrijdingsmiddelen als diuron en dichloorvos en een serie andere categorieën, onder meer nutriënten als nitraat en fosfaat.
De toets bestaat uit een ingewikkelde optelsom van deze categorieën. Het verraderlijke eraan is dat als één criterium (een chemische stof, nitraat of de levendigheid van watervlooien) in zo’n waterlichaam niet voldoet, het hele waterlichaam een onvoldoende scoort. Dit one out, all out-principe maakt dat in Nederland slechts één procent van het water in alle categorieën goed is en daarmee aan de KRW voldoet. Daarmee staat Nederland op een trieste laatste plaats van de 27 lidstaten, volgens de laatst beschikbare gegevens uit 2019. In Finland heeft 78 procent van het water de status ‘goed’. Vooral de ecologische toestand voldoet in Nederland niet, is matig of ontoereikend. Slechts 17 procent van het water is ecologisch gezien goed; voor 83 procent van de wateren zijn dringend maatregelen nodig.
Vraag: Zijn de ecologische doelen overal in Nederland en de EU hetzelfde ?
Antwoord: De ecologische doelen kunnen per KRW-waterlichaam verschillen en zijn dus niet overal in Nederland en de EU hetzelfde. Bepalen van de doelen is maatwerk. Alleen voor de 'overige relevante stoffen' (zie vraag 1) zijn de doelen voor alle KRW-waterlichamen in Nederland gelijk. Deze doelen kunnen wel verschillen van die in andere EU-lidstaten.