Beleidsbesluit rechtsherstel box 3 naar Tweede Kamer
De staatssecretaris heeft het beleidsbesluit rechtsherstel box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd en in de Staatscourant geplaatst. Met het beleidsbesluit wordt de reikwijdte en de inhoud van het rechtsherstel in box 3 naar aanleiding van het Kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 uitgewerkt. Door de publicatie van het beleidsbesluit kan per 1 juli 2022 worden gestart met het herstel van de deelnemers aan de massaal bezwaarprocedures over de jaren 2017-2020. Het besluit wordt gecodificeerd in wetgeving. Een wetsvoorstel voor deze codificatie wordt als onderdeel van het Belastingplanpakket naar de Tweede Kamer gestuurd.
Volgens de staatssecretaris is het in het beleidsbesluit opgenomen rechtsherstel voor bezwaarmakers zodanig vormgegeven dat het grotendeels geautomatiseerd kan worden uitgevoerd op basis van al beschikbare gegevens. Burgers hoeven in beginsel zelf geen actie te ondernemen. Verder wees de staatssecretaris op zijn eerder gedane toezegging om de Tweede Kamer vóór het zomerreces 2022 te informeren over de opties voor compensatie van belastingplichtigen van wie de aanslag over de belastingjaren 2017-2020 al onherroepelijk vaststond op het moment van het arrest (de niet-bezwaarmakers).
In het beleidsbesluit wordt voor het rechtsherstel uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement, geldt voor iedere vermogenscategorie een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage. Met de in het beleidsbesluit beschreven nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen wordt volgens het kabinet op een zo rechtvaardig, aanvaardbaar en uitvoerbaar mogelijke manier rechtsherstel geboden. Rechtsherstel wordt geboden aan drie groepen belastingplichtigen en uitsluitend voor aanslagen inkomstenbelasting voor de kalenderjaren 2017 tot en met 2022.
Rechtsbescherming wordt per kalenderjaar geboden aan belastingplichtigen:
•Die tijdig voor dat betreffende kalenderjaar een bezwaarschrift hebben ingediend tegen de aanslag en van wie het bezwaar is aangewezen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c AWR (doelgroep 1).
•Van wie een vastgestelde aanslag, waarin sprake is van een voordeel uit sparen en beleggen, op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond en die niet hebben meegelopen met de massaalbezwaarprocedure en aan belastingplichtigen van wie een aanslag, waarin sprake is van een voordeel uit sparen en beleggen, na 24 december 2021 en voor de inwerkingtreding van het beleidsbesluit is vastgesteld zonder dat daarbij rekening is gehouden met het Kerstarrest (doelgroep 2).
•Van wie de aanslag inkomstenbelasting, waarin sprake is van een voordeel uit en sparen en beleggen, bij de inwerkingtreding van het besluit nog niet is vastgesteld (doelgroep 3).
Voor alle doelgroepen geldt dat het rechtsherstel alleen wordt geboden als het berekende nieuwe voordeel uit sparen en beleggen lager is dan het op grond van de wet berekende voordeel uit sparen en beleggen. Als dit niet het geval is, wordt geen rechtsherstel geboden. Het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt berekend door vier stappen te doorlopen: (1) splitsen van de bezittingen en schulden in drie vermogenscategorieën (banktegoeden, overige bezittingen en schulden), (2) berekenen van het rendement in de verschillende vermogenscategorieën, (3) berekenen van het rendementspercentage en (4) berekenen van het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen.
Het rendement op de verschillende vermogenscategorieën wordt vastgesteld aan de hand van de volgende forfaitaire rendementspercentages:
Jaar Vermogenscategorie 1 Vermogenscategorie 2 Vermogenscategorie 3
2017 0,25% 5,39% 3,43%
2018 0,12% 5,38% 3,20°%
2019 0,08% 5,59% 3,00%
2020 0,04% 5,28% 2,74%
2021 0,01% 5,69% 2,46%
2022 Nog niet vastgesteld Nog niet vastgesteld Nog niet vastgesteld
Als een belastingplichtige het niet eens is met het volgens het beleidsbesluit geboden rechtsherstel of met het besluit dat geen rechtsherstel wordt geboden, geniet hij rechtsbescherming op de wijze waarin de wet voorziet. Voor doelgroepen 1 en 2 betekent dit dat het besluit tot vermindering van de aanslag of het besluit dat geen rechtsherstel wordt geboden, niet voor bezwaar vatbaar zijn. Als een belastingplichtige het niet eens is met het besluit tot vermindering van de aanslag of het besluit dat geen rechtsherstel wordt geboden, kan hij een verzoek om ambtshalve vermindering indienen. Daarnaast kunnen er belastingplichtigen zijn die bij de inwerkingtreding van dit besluit nog bezwaar kunnen maken of dat al hebben gedaan. Voor doelgroep 3 geldt dat een belastingplichtige binnen zes weken na dagtekening van de aanslag bezwaar kan maken bij de inspecteur of om ambtshalve vermindering van de aanslag kan verzoeken. Het besluit is op 1 juli 2022 in werking getreden.
Ministerie van Financiën 30-06-2022, nr. 2022-0000180461 (Fida 20223835), Ministerie van Financiën 30-06-2022, nr. 2022-176296 (Fida 20223844)